DOCQMANS ,PUUR, ZUIVER,EN GEZOND.
|
Mout:
Om te brouwen moet de brouwer over grondstoffen beschikken die veel zetmeel bevatten. Mout van gerst is rijk aan zetmeel. Alleen zuiver en gezond geurend gerst met een regelmatige korrelgrootte en een grote kiemkracht garandeert mout van topkwaliteit. Het mouten gebeurt in de mouterij.
Hop:
Door hop aan het brouwsel toe te voegen, krijgt een bier zijn specifieke aroma en aangename bitterheid. De hopplant is een tweehuizige plant. Alleen de vrouwelijke plant komt in aanmerking. De plant bloeit éénmaal per jaar en de bellen worden geplukt, gedroogd en geperst. De hop wordt gebruikt onder de vorm van pellets of extract. De verschillende variëteiten hop creëren voor elk bier een eigen smaaktoets.
Gist:
Gist is een micro-organisme dat spontaan aanwezig is in de natuur. Dankzij het werk van Pasteur heeft men gist alleen kunnen afzonderen en kweken. Elk biertype heeft zijn eigen giststam: voor pilsbieren is dat lage gist, voor speciale bieren hoge gist. De brouwerij kweekt haar eigen gistculturen, zodat een constante smaak gegarandeerd is. Gist bepaalt immers in grote mate het ontstaan van aromacomponenten en zet suiker om in alcohol en koolzuur. Dat koolzuur is nodig om het bier een flinke schuimkraag te geven.
Brouwzaal:
In het brouwproces storten we eerst de mout in de beslagketel. Het beslag wordt geleidelijk opgewarmd tot de versuikeringstemperatuur: het zetmeel in de mout wordt omgezet in dextrines en in maltose.
Bij de meeste bieren wordt ook maïs gebruikt als ongemout graan ('ruw graan') en dus als tweede zetmeelbron. Daarvoor gebruiken we een maischeketel: de ruwe granen worden er eerst aan de kook gebracht en daarna voegen we ze toe aan de beslagketel met mout.
Na de versuikering wordt het beslag in de wortfilter gepompt vanwaar het wort naar de voorlooptank vloeit. Het bezinksel of draf wordt afgevoerd naar de drafsilo om als veevoeder gebruikt te worden. De voorlooptank fungeert als buffer tussen de filter en de kookketel. Tijdens het kookproces voegen we de hop toe, die de bitterheid in het bier brengt. Tot slot wordt het brouwsel gekoeld met een warmtewisselaar en wordt het naar de gistingstanks gestuurd.
Het bier gist in cilindroconische tanks waarvan de grootsten een capaciteit hebben van 3.300 hl. Tijdens het verpompen naar de gistingstanks, wordt gist toegevoegd aan het wort. De gist zorgt voor de omzetting van de vergistbare suikers (zoals maltose) naar alcohol en koolzuur (CO2).
Bier van lage gisting maakt een gistingsperiode van 6 à 8 dagen door bij een temperatuur, tussen 10 en 12°C. De gist zakt en blijft liggen op de bodem van de gistingstank. Alle bieren van het pilstype zijn van lage gisting.
Bier van hoge gisting heeft een gistingsperiode van 5 tot 6 dagen bij een relatief hoge temperatuur tussen 18 en 22°C. De gist komt aan het einde van het gistingsproces naar boven en vormt een dikke laag op het bier. De meeste streek- en speciaalbieren zijn hogegistingsbieren: Docqmans blond, Docqmans dubbel en Docqmans witbier.
Gisting en lagering vinden plaats in één tank. Na analyse en degustatie van het bier uit elke tank wordt beslist of het bier klaar is voor filtratie.